Inleiding
Gedachten voeren tot realiteiten, niet in het minst door het feit dat er een triniteit bestaat van denken, spreken en doen. Wanneer ik dus een levend wezen, bijvoorbeeld een plant, met een genetische bril bekijk en behandel, heeft dat invloed op wat daaruit voortkomt. Hans Peter Dürr (1929-2014), directeur van het Max Planckinstituut in München zei eens: “Het is een tragedie dat de moderne biologie nog steeds in begrippen als deeltjes en bouwstenen denkt” (zoals bijvoorbeeld genen in de dubbelhelix, opm. RG) “ terwijl de kwantummechanica allang heeft aangetoond dat zelfs de fysieke wereld het ‘ding’-niveau overstijgt en een waarnemend/relationeel vermogen bezit”. Volgens mij hebben wij in de biodynamische landbouw door de inzichten en uitgangspunten van de geesteswetenschap van Rudolf Steiner de mogelijkheid om de planten op ‘ooghoogte’ te ontmoeten. Inhoudelijke overwegingen in verband met de veredeling van F1 hybriden binnen een biodynamisch setting kunnen niet aan deze inzichten en uitgangspunten voorbij gaan.
F1 hybriden
F1 hybriden zijn verbruiksrassen. Zij zijn een momentopname; een piekmoment dat lineair tot stand gekomen is. Het zijn rassen zonder verleden en ook zonder toekomst:
- Zonder verleden omdat het na de kruising de eerste generatie is, die als zodanig verschijnt (Filia= F1). Een van de talloze kruisingen van inteeltlijnen dus. De meeste kruisingen leiden overigens tot niets.
- Zonder toekomst omdat het niet dóórdraagt. Van het totaalbeeld van de F1 hybride blijft in de nateelt, de volgend generatie dus, weinig tot niets over. Ooit een F1 hybride in een zaadbank (tegenwoordig genenbank genoemd) gezien?
Het laatste punt is ook om een andere reden van eminent belang; want er bestaat een disbalans tussen privé en gemeenschappelijk belang (‘private and public interests’). Uit de cultuurschat van rassen en soorten die door de mensheid in de loop van duizenden jaren wereldwijd is opgebouwd, wordt rücksichtslos genomen en er wordt niets, maar dan ook werkelijk niets teruggegeven, voor de toekomstige mensheid die na ons komt. Op het altaar van het ultrakorte heden wordt veel geofferd.
F1 hybride veredeling betekent in eerste instantie heel veel inteeltlijnen ontwikkelen en vervolgens het zoeken naar de goede kruisingscombinatie van twee (of meer) inteeltlijnen. Veruit de meeste kruisingen leiden tot niets. Wanneer het heterosis effect optreedt is dat te zien aan een hogere groeikracht en een hogere uniformiteit. Dat lijkt positief, maar het is als een ‘koortsachtige’ activiteit te zien. Het is een uiting van een genezingsproces om een (diepe) verwonding/ beschadiging uit de inteeltfase te herstellen. Hoe dieper de beschadiging tijdens de inteelt, hoe groter het heterosis effect bij de F1 hybride kan zijn.
Bij nateelt van een F1 hybride bevindt je je in de tweede generatie na de kruising, de F2 dus. Hier komen een tweetal verschijnselen tevoorschijn.
- Een variatie tussen de afzonderlijke planten, waarbij de typen van de twee betrokken inteeltlijnen terug te herkennen zijn, maar ook allerlei intermediaire types. Dat heet dan uitsplitsing.
- Als tweede treden allerlei misvormingen en verzwakkingen aan het daglicht, die het gevolg zijn van de inteeltfase die aan de kruising vooraf ging.
Beide fenomenen komen niet uit heldere hemel naar beneden vallen, maar moeten op de een of andere manier als potentie al aanwezig zijn geweest in de F1 generatie. En wel op het niveau van de organisatiekrachten, de licht- of levenskrachten, ook wel etherkrachten genoemd. Het zijn die krachten die het leven dragen en ordenen, die de planten tegen de zwaartekracht in doen groeien, die de verschillende fasen van een plantengroei bewerkstellingen (kieming, groei, bloei, zaadzetting). Het zijn ook die krachten die ons voeden. De fysieke chaos die in de F2 tevoorschijn treedt is in de F1 op etherisch niveau al aanwezig. En die eten wij, wanneer wij F1 hybriden tot ons nemen!
Zaadvaste rassen
De ontwikkeling van een zaadvast ras heeft daarmee vergeleken en totaal andere dynamiek. In geval het echt nodig is om te kruisen, vanwege een gebrek aan selectiemogelijkheden binnen de bestaande rassen kan een kruising een heel behulpzame manier zijn om diversiteit te creëren, analoog aan bovengenoemde chaos in de F2. Het gehele veredelingsproces is dan in meerdere opzichten het spiegelbeeld van dat van een F1 hybride: staat bij de zaadvaste rassen de kruising aan het begin, gevolgd door een 7 generaties durende opbouwfase op weg naar een nieuw ras, bij een F1 hybride staat de kruising aan het eind, voorafgegaan door een 7 generaties durende inteeltfase, een afbouwfase ( zie tekening).
In de loop der generaties ontstaat er een relatie tussen het nieuwe ras in wording en de persoon die het begeleidt. In een bepaald opzicht gaat het dan nog verder; je zou het met een boom kunnen vergelijken, die door de jaren heen steeds individueler wordt, een geschiedenis heeft, en die een ‘gezicht’ heeft.
Zaadvaste rassen zijn niet star uniform, maar laten een bepaalde bandbreedte zien in hun eigenschappen. Het is een beweeglijkheid die bij de vreemdbestuivende gewassen door de open bestuiving (in het Engels ‘open pollinated’) wordt veroorzaakt. Tegelijkertijd echter is er een stabiliteit in het ‘overall’ beeld van het ras. Vandaar de term zaadvast. En precies de combinatie van deze twee eigenschappen: een beweeglijkheid ingebed in een stabiliteit hebben wij als mens in deze roerige tijden hard nodig. Zaadvaste rassen bieden deze kwaliteit.
In de landbouwcursus van Rudolf Steiner wordt in het begin, aan het eind en ook in het midden, meermaals expliciet op het belang van goede voeding gewezen voor de verdere ontwikkeling van een individueel mens en de mensheid als geheel. Analoog daaraan is de kwaliteit van de bemesting van beslissende betekenis voor de ontwikkeling van een individueel landbouwbedrijf en de landbouw in het algemeen. Zowel een boerderij in zijn geheel en de afzonderlijke gewassen en planten die daarin groeien, ontwikkelen zich in een cyclisch proces door de seizoenen en de jaren heen. De zorg voor de bodem van een landbouwbedrijf, de moederlijke pool, hoort van nature tot de verantwoording van een boer of tuinder. Maar waar ligt in deze tijden, waar de arbeidsdeling in verregaande mate is ingevoerd, de zorg voor de voedingskwaliteit van de rassen en zaden, zogezegd de mannelijke pool? Wie anders dan de veredelaars hebben hier een heilige taak te gaan?
Reactie plaatsen
Reacties