Landbouw, cyclisch of lineair?

Gepubliceerd op 20 september 2024 om 14:28

Kwaliteit van het proces

In de meeste westerse landen is het aandeel van de beroepsbevolking dat werkzaam is in de landbouw nog maar marginaal. Zo ook in Nederland, en toch presteert dat kleine landje het om tweede agrarisch exporteur ter wereld te zijn, alleen voorgegaan door de Verenigde Staten. We zijn dus heel succesvol, toch? Bij een kritische blik blijkt al gauw dat maar een deel van de exportwaarde daadwerkelijk bestaat uit in Nederland voortgebrachte dierlijke en plantaardige producten (1). Veruit het meeste van hetgeen we uit Nederland exporteren is of doorvoer van begin- (soja) en eindproducten (groentezaden in derdewereld landen vermeerderd, snijbloemen in kassen in Kenia geteeld), of landbouw gerelateerde techniek en infrastructuur (kassen, machines en dergelijke). Waar we wél een toppositie innemen zijn zaken die tot de keerzijde behoren van de intensieve industriële landbouw: de hoogste stikstofconcentratie per hectare van alle EU-landen. Het gifgebruik is van alle Europese landen het hoogst. Bodem, water en atmosfeer worden daardoor zwaar belast. Qua bos en natuur bungelen we  helemaal onderaan in de EU. Biologische landbouw is marginaal ondanks het hoge technische kennisniveau. Of is dat juist niet tegenstrijdig? Van cyclische processen is in ieder geval nauwelijks een spoor te bekennen. Bovendien moet deze zogenaamde efficiënte landbouw met vele miljarden subsidie ieder jaar vanuit de EU ondersteund worden om op de wereldmarkt overeind te blijven. Het is toch best wel merkwaardig dat dit landbouwkundige huzarenstuk als voorbeeld voor de globale voedselvoorziening gepresenteerd wordt, met Wageningen University and Research voorop.

Wat is eigenlijk landbouw? Wat zijn haar intrinsieke waarden? Wat maakt haar uniek ten opzichte van alle andere menselijke activiteiten? Hoe heeft de moderne landbouw zich ontwikkeld? Wat is daarin de motor? Deze en andere vragen komen hier aan de orde. Móeten aan de orde komen, want het maakt uit hoe ons dagelijks voedsel voortgebracht wordt. In plaats van de gebruikelijke focus op (meetbare) kwaliteiten van het eindproduct wil ik nu eens de aandacht vestigen op de dynamiek van het proces waaruit die producten voortkomen. Het gaat in de landbouw immers om levende entiteiten die kunnen communiceren met elkaar en interacteren met hun omgeving.

Voor oordeelsvorming is een maatstaf nodig. Een maatstaf die aansluit op het wezen en het karakter van het onderwerp. De onderliggende grootheden voor die maatstaf zijn in het geval van de landbouw: natuur en cultuur (in de zin van mensgemaakte dingen). Die twee werelden typeer ik hier als respectievelijk cyclisch en lineair.

Cycliciteit en lineariteit

Stelling: natuur is cyclisch, de cultuur (mensgemaakt) is lineair.

Natuur is groeien, stromen, leven, bewegen maar ook afnemen, concentreren en sterven. En juist daarmee wordt het leven versterkt, doordat het kans biedt op een nieuw begin.

Hét oerbeeld voor cyclisch leven is de plant. Uit het zaad ontkiemend, groeiend naar beneden in de bodem en naar boven naar het licht. Dan de bloemen die het hoogtepunt vormen, fysiek zichtbaar gemaakt in geuren en kleuren. De bloei markeert ook een chaostoestand, waarin letterlijk iets nieuws kan inslaan door de bestuiving. Daarvoor, bij het doorschieten, begint een plant al af te sterven (veel bladgewassen worden dan taai en oneetbaar). Tijdens de bloei zet zich het afsterven in geïntensiveerde wijze door (Rudolf Steiner: ‘de bloem eet de plant op’). Het afsterven neemt de overhand bij de zaadzetting en tot slotte laten de zaden los en valt de plant ter aarde en wordt uiteindelijk deel van de humus in de bodem. Daardoor ontstaat een levenscyclus: ontkiemen en afsterven, in- en uitademen, zomer en winter. Zou er geen sterven zijn, dan zou het leven eindeloos met de tijd mee stromen. Bij de dood valt een levend organisme uit de tijdsstroom. Zaden stappen uit de tijd: ze hebben een dood-leven. De chaosfase tijdens de bloei is essentieel: oude structuren moeten totaal oplossen. Het is een opgeven van elke zekerheid. Het nieuwe is er echter nog niet, het hangt letterlijk in de lucht, als een soort potentie. Dan kan het nieuwe binnentreden, bij de planten door het stuifmeel gedragen. Dit hooggestructureerde stuifmeel is qua substantie verwaarloosbaar: één bietenplant kan 1.7 miljard stuifmeelkorrels in de atmosfeer brengen. Rudolf Steiner noemt ze ‘warmtescheepjes’ , inderdaad hoog-energetische deeltjes. Badend in het zonlicht (2) nemen zij uit de kosmos nieuwe impulsen op en brengen die naar de planten. Er is dus een inslag van een hogere orde. Op zielenniveau kennen wij eigenlijk hetzelfde proces als ons ‘een licht opgaat’ of als ons ‘een idee te binnen schiet’. Slechts daar waar behalve een groeien ook een chaosfase en een afsterven is, kan van een kosmisch wezen een nieuwe impuls als brug naar een volgende ronde, een volgende generatie inslaan. Een ontwikkeling wordt daardoor mogelijk, die bijvoorbeeld zichtbaar wordt in de opbouw van een vruchtbare bodem door de eeuwen heen, of in de toename van complexiteit van de flora en fauna en hun onderlinge verbindingen in een bepaalde biotoop. Het leven ontwikkelt zich tegen de stroom van de entropie in!

Hoe zit het nu met dat deel van de totale cultuur dat zich op het vormgeven van de materiële wereld toelegt en op het maken van de dingen, de mensgemaakte spullen in de breedste zin van het woord? Van eigenschappen zoals die hierboven genoemd werden en die kenmerkend zijn voor het leven is hier geen sprake. Er is geen groeien, maar een maken. Noch is er een hoogtepunt van het bloeien, het is hooguit een gebruikt worden, waarbij het verslijt. Het lost niet op, noch komt het als vanzelf in een nieuwe samenhang. De slogan van afvalverwerker van Gansewinkel ‘Afval bestaat niet’ is wel heel optimistisch geformuleerd. Immers alles dat mensengemaakt is wordt uiteindelijk afval. En anders dan de reclameslogan suggereert, is echte recycling heel vaak onmogelijk. Het is overwegend down-cycling. Zelfs een uitgesproken recyclebaar product als glas kan maximaal 5 maal hergebruikt worden en dan is het klaar. Zo ook met papier. De kwaliteit gaat naar beneden, het lineaire principe wordt verlangzaamd. Uiteindelijk wordt het een onbruikbare slak, zeker als het in een verbrandingsoven terechtgekomen is. Béter worden of ontwikkelen, zoals dat standaard is in de levende natuur is, komt niet voor. Kortom: entropie alom.

De vraag is nu hoe de landbouw zich tot deze beide begrippen: cyclisch en lineair, verhoudt. En of daar een verandering in is opgetreden.

Ontstaan van de landbouw

We spreken over de oudste werkzaamheid van de mensen.

De voedselvoorziening van de mensheid begint met het stadium van jager/verzamelaar. De natuur verschaft alles wat de mens behoeft. Maar zelfs daar is al een begin van cultuur te zien in het maken van een steenbijl of lans, het graven van een valkuil, etc.

Het houden van dieren is de eerste landbouwkundige activiteit. De dieren worden getemd, gedomesticeerd (domus = huis), het worden huisdieren. Ze komen in de menselijke invloedsfeer. De herder trekt met zijn kudden over de vlakten, daar waar een (natuurlijk) plantenbestand is.

De mens die de aarde gaat bewerken is weer een grote stap verder. Hij staat voorover gebukt en wordt steeds meer aardebewoner. De Bijbelse parabel van Kain en Abel is dé metafoor die deze ontwikkeling beschrijft. De dromerige rechtopstaande herder Abel wordt door zijn wakkere hardwerkende broer Kain, de akkerbouwer, gedood. Door jaloezie gedreven komt Kain tot deze daad; zijn offer wordt namelijk niet door God aangenomen en dat van zijn broer wel. Abel staat - door zijn dromerigheid!-  nog meer in contact met God daarboven. Kain, voorover gebogen naar beneden, dreigt dit contact te verliezen. Dat Abel wordt gedood betekent niets minder dan dat de mensheid steeds zelfstandiger, in vrijheid, zijn weg moet vinden hier op aarde. De landbouw is een belangrijk oefenveld om de menswording gestalte te geven. Zelfs nu anno 2024 is landbouw nog steeds wereldwijd veruit de belangrijkste menselijke activiteit.

Bovendien is opmerkelijk dat alle vormen van voedselvoorziening die ooit in de geschiedenis zijn ontwikkeld door de mensen, nu nog steeds bestaan, zelfs het stadium van jager/verzamelaar.

Landbouw

Wat is landbouw eigenlijk?

  1. Allereerst is de landbouw gemengd. In optima forma betekent dat een aanwezig zijn van alle vier oer-activiteiten: veeteelt, akkerbouw, groenteteelt en houtige teelten (fruitteelt, geriefhout en dergelijke). Bepalend zijn de concrete kwaliteiten van bodem, klimaat en sociale samenhang hoe de verhouding tussen die vier constituerende takken er concreet uit ziet. Zo zul je in een veenweide gebied minimaal groenteteelt hebben, vanwege de onmogelijkheid om de bodem intensief te bewerken. En fruitteelt zal op een arme zandgrond slechts marginaal, vooral voor eigen gebruik, mogelijk zijn. Dus het gemengde bedrijfsconcept is de basis, maar zal in de praktische uitvoering enorm uiteenlopen. In ieder geval is een landbouw zonder bomen en dieren niet mogelijk.
  2. Sinds haar ontstaan is de landbouw in principe kleinschalig, regionaal en agro-ecologisch/biologisch. En dat is niet willekeurig zo ontstaan en vele duizenden jaren blijven bestaan. Volgens een uniek rapport uit 2008 van de IAASTD: : Agriculture at a crossroads (3) zijn deze drie begrippen tevens de streefrichting waar naartoe de globale landbouw zich zal moeten ontwikkelen om de wereldbevolking te voeden, nu en op de langere termijn. Deze ontwikkeling dient met spoed en radicaal te gebeuren. Dit rapport, waar vele honderden wetenschappers over heel de wereld jarenlang aan hebben gewerkt, maakt definitief duidelijk waar de oorzaken en oplossingen van het wereldvoedselvraagstuk liggen. De industriële landbouw zoals we die in een deel van de wereld kennen, is niet toekomstbestendig: de bodemdegradatie, de water- en luchtverontreiniging, de ontwrichtende werking van sociale infrastructuren op het platteland, de catastrofale voedingswaarde van processed food, dat alles is reden voor de hoofdconclusie uit het rapport: ‘Bussiness as usual is no option’
  3. Gedurende duizenden jaren was de landbouw cyclisch van karakter. Dat betreft in eerste instantie de gewassen die geteeld worden. Een deel van de graanoogst is zaaizaad voor het komende jaar. Of: een aantal mooie voorbeeldplanten van spruitkoolplanten worden niet geoogst voor consumptie, maar blijven staan op de akker en komen tot bloei voor de zaadvermeerdering. Bij het vee gaat het geven van melk samen met de dracht van een toekomstig kalf. Zo is in het nageslacht voorzien. Maar ook bij een arbeidshulpmiddel als paardentractie zie je een combinatie van deelhebben aan het werk op het boerenbedrijf en het zorgen voor nageslacht: het paard trekt de kar en de ploeg, en geeft een veulen. En ook de bodem krijgt door de goede menselijke zorg een hoger vruchtbaarheidsniveau. Door de combinatie van grondbewerking, bemesting en vruchtwisseling. Op de arme zandgronden zijn zo bijvoorbeeld in de loop der eeuwen de zogenaamde esgronden ontstaan. Akkers, die door het rondgaande ploegen een bolle vorm hebben gekregen en zo ook nog eens een verfijnde esthetiek in het landschap brengen. Al deze cyclische processen worden door een drieledige vlottende kapitaalstroom op gang gehouden: zaad, mest en voer. De mest om een vernieuwingsimpuls aan de bodem te geven, het zaad voor de volgende generatie bij zowel plant als dier en het voer om het vee te kunnen houden. Deze drievoudig vlottende kapitaalstroom is van oudsher voortgebracht op het eigen bedrijf. Het zorgt voor een geslotenheid van het landbouwbedrijf en versterkt daarmee het bedrijf als organisme.
  4. Een landbouwbedrijf dat naar bovenstaande principes is georganiseerd, zal een positieve energiebalans hebben. Dat wil zeggen er komt meer uit aan energie dan dat er ingaat; de output aan energie-equivalenten zal groter zijn dan de input. Leg één graankorrel in de grond en na een jaar heb je er honderd. Het Bijbelse beeld van de ‘Spijziging van de vijfduizend’ in de Bijbel is de metafoor voor deze potentiële overvloed die het leven, en dus ook de landbouw, kenmerkt.
  5. Strikt genomen zijn boeren en tuinders geen producenten. De mens creëert de voorwaarden opdat alles kan groeien en gedijen. Het groeiproces zelf blijft voor ons verborgen, dat speelt zich af tussen hemel en bodem met behulp van de vier elementen aarde, water, lucht/licht en warmte. Dat geldt dus ook voor de arbeidshulpmiddelen. In tegenstelling tot de industrie, produceren machines in de landbouw niets: de grootste dorsmachine heeft nog nooit een graankorrel geproduceerd. Het zijn hulpmiddelen ter ondersteuning van de menselijke arbeidskracht.
  6. Een cyclisch georganiseerd landbouwbedrijf zal niet alleen in staat zijn om zich te handhaven maar zelfs om zich te ontwikkelen, te differentiëren, te verbeteren. Zoals een toename van bodemvruchtbaarheid bij de reeds genoemde es akkers. En het ontstaan van een schat aan landbouwgewassen en rassen. Bovenop de natuurlijke evolutie zet de mens een cultuurevolutie. Eén voorbeeld uit talloze: uit de wilde wortel, die overal min of meer hetzelfde gebleven is, ontstaan onder de menselijke hoede duizenden landrassen wereldwijd: rood, paars, geel, wit of oranje van kleur. Stomp, spits, conisch of cilindrisch of rond van vorm. Zoet, aromatisch of noot-achtig van smaak. Sappig van consistentie. Bij de huisdieren is het niet anders, vele vormen, afmetingen, kleuren en toepassingen (vlees, wol, melk, eieren enzovoorts).

7. De geestelijke samenhang. De hierboven beschreven parabel van Kain en Abel beschrijft niet dat eerstgenoemde broer géén relatie meer heeft met God. De mens loopt gevaar te eenzijdig aards gericht te worden. In het al eerder aangehaalde rapport van de IAASTD, ‘Agriculture at a Crossroads’ staat onder andere de cosmo- visie van de Andes boeren vermeld. Zie het plaatje hienaast. Het komt er op neer dat je als mens werkzaam in de landbouw in een drievoudige samenhang staat: een natuurlijke met de bodem, planten en dieren. Als tweede een sociale met je familie, dorpsgenoten en afnemers van je producten. En als derde in een spirituele samenhang met de Goden. De vanzelfsprekendheid en levendigheid waarmee die derde dimensie een plek heeft in hun dagelijks leven, beroert me diep. Ook in onze streken is het nog niet zó lang geleden dat er de zogenaamde oogstdankfeesten waren. Het zijn de laatste uitlopers van een weten dat het eigenlijke groeiproces door hogere machten geleid wordt.

 

 

De handhaving, ontwikkeling en opbouw in een landbouwbedrijf dankzij het cyclische zal niet of in mindere mate plaatsvinden naarmate er meer benodigdheden van buiten aangekocht worden, zoals zaad, mest en voer. Dat tegenwoordig in de moderne landbouw het aankopen van deze zaken schering en inslag is, zal duidelijk zijn. Hoe dat heeft kunnen gebeuren en of het compatibel is met landbouw komt hierna aan de orde.

Stikstof in de vorm van kunstmest

Het is eigen aan de mens om zijn omgeving aan te passen naar zijn behoeften en inzichten. De menselijke geest met zijn ideeënstroom is innovatief en schier onbegrensd. Daardoor zal het culturele gebied de neiging hebben steeds in omvang en differentiatie toe te nemen. Daarmee is ook de potentie om tot steeds snellere veranderingen te komen ook gegeven. En juist dat laatste is sinds de Verlichting (zeventiende eeuw) echt goed op gang gekomen. Het is een bepaalde manier van rationeel denken, die analytisch en materialistisch van karakter is en die een ongekende invloed op de uiterlijke inrichting van de wereld heeft gehad. Het ontdekken van de gebruiksmogelijkheden van fossiele brandstoffen in de negentiende eeuw is een van de uitingen van deze manier van denken. Eerst in de industrie, maar pas later, soms veel later, ook in de landbouw. Deze vertraging heeft met de conservatieve inborst van de boeren te doen, maar ook met de sterke gemeenschapsstructuren op het platteland. Pas begin twintigste eeuw, na het beëindigen van de WO 1 kwam het proces van modernisering in de landbouw goed op gang. Eén voorbeeld is de introductie van de kunstmest begin jaren twintig van de vorige eeuw. De oorlog was net afgelopen en de ondernemingen (met name BASF) die met een nieuw industrieel proces (4) op grote schaal grondstoffen voor explosieven maakten, zaten daardoor met een afzetprobleem. Naarstig werd naar nieuwe afzetmogelijkheden gezocht en de landbouw kwam al gauw als potentieel nieuw afzetgebied in beeld. Echter de boeren stonden er helemaal niet op te wachten om een wit poeder op hun akkers te strooien. Zij waren de dierlijke stalmest en de plantaardige compost gewend met hun gezondmakende en welriekende eigenschappen. (En achteraf gezien moet gezegd worden dat ze eigenlijk gelijk hadden). De vele proefvelden die overal aangelegd werden, met ondersteuning van overheid en wetenschap, werkten echter zó overtuigend dat veel boeren toch overstag gingen en het nieuwe wondermiddel ook gingen gebruiken. De kunstmeststikstof blaast letterlijk de gewassen op, daarmee vergeleken blijven de met stalmest bemeste gewassen verre achter.

Moderne landbouw en de tredmolen

De introductie van de kunstmeststikstof vormde het begin van een glorieuze intocht van allerlei hulpstoffen en -middelen uit de industrie naar de landbouw. Dit heeft gevoerd tot de zogenaamde tredmolen. Het plaatje hiernaastgeeft daar op een schematische manier een overzicht van.

De vele boeren en tuinders leveren hun producten aan de anonieme markt. Op prijsvorming hebben ze vaak maar weinig invloed. Enerzijds doordat ze met grote aantallen aanbieders zijn, anderzijds omdat ze bederfelijke waar hebben die ze kwijt moeten. Ook de opbrengst is onzeker; het weer, ziekten en plagen kunnen roet in het eten gooien. Wanneer er dan een middel komt die de opbrengst duidelijk kan verhogen of meer oogstzekerheid biedt, dan is dat zeker aantrekkelijk. Degenen die hier op ingaan zijn de vernieuwers (‘ early adaptors’) Zij hebben een voordeel tegenover de behoudende agrariërs die op de oude manier blijven werken (‘late adaptors’). Allen komen immers op dezelfde markt en bij een grotere hoeveelheid product met dezelfde prijzen zal de geldelijke opbrengst groter zijn.

Zeker als de geldelijke meeropbrengst groter is dan de toegenomen kosten, lijkt dit een verstandige weg om te gaan. 

De technologische tredmolen. Uit: ‘Visualizing Consolidation in the Global Seed Industry 1996-2008’ van Philip H. Howard, 2009.

Echter het grotere aanbod zet een druk op de prijzen en het gevolg is al heel spoedig dat de prijzen dalen. Degenen die niet hebben geïnnoveerd zijn door de gedaalde inkomsten opgehouden. Maar voor degenen die wél in de vernieuwing zijn meegegaan is het nu noodzaak om het verloren gegane voordeel opnieuw te verwerven. Een nieuwe ronde van vernieuwen met nóg meer externe hulpstoffen en hulpmiddelen van buiten is dan de meest logische oplossing. Een ook dit keer zal de meeropbrengst soelaas brengen. Maar niet voor lang, want de volgende prijsdaling kondigt zich al aan. En zo zal het alsmaar verder gaan, als ware het een tredmolen. Wat zijn de gevolgen op de langere termijn:

  1. Er komen steeds minder agrariërs, immers iedere ronde vallen er af die niet of in onvoldoende mate hebben meegedaan met de technische vernieuwingen. Waren er bijvoorbeeld tijdens de millenniumwisseling nog een kleine 100.000 agrarische ondernemingen in Nederland, in 2021 waren het er nog maar iets meer dan 50.000. Zowat een halvering in 20 jaar tijd! Ruimte voor landschapsverzorging en dergelijke is er niet meer bij. Het is ondernemen op het scherpst van de snede.
  2. Het is met name een vervangen van de drie vlottende kapitaalgoederen die hiervoor al aan de orde kwamen: zaad, mest en voer. In plaats van eigen geselecteerde rassen en zelf vermeerderd zaaizaad, worden nu zaden van buitenaf van 'vreemde' hoogproductieve rassen aangekocht. De vaardigheid om zelf te selecteren zal spoedig verdwijnen (‘ability to save seeds’). In plaats van mest komen er allerlei soorten synthetische vervangers, de stikstofkunstmest is maar één van de vele. Soms ook wel van organische samenstelling. In beide gevallen betekent het een extra kostenpost ten opzichte van mest van eigen bedrijf. En tot slot is er een wereldomvattende markt van mengvoerstoffen ontstaan. Geproduceerd op akkers in het gebied van het Amazone oerwoud om onze varkens, kippen en koeien te voeren.
  3. Een steeds verdergaande specialisatie en schaalvergroting. Het voorheen gemengde bedrijf ligt in zijn samenstellende organen in brokstukken uiteen. Bijvoorbeeld de varkens en kippen die voorheen een afvalverwerkende functie hadden op het gemengde bedrijf, zijn nu een zelfstandig bedrijfsvorm geworden. En ook daar is een verregaande specialisatie opgetreden: zeugenhouders en afmesters, kuiken broederijen, mesthaantjes en legkippen. Dierziekten zijn op voorhand uit te sluiten. Antibiotica zijn daarom standaard preventief in het voer opgenomen. In akkerbouw en groenteteelt veroorzaken de monoculturen en snelgroeiende gewassen een grotere ziektegevoeligheid (‘susceptible pest populations’). De bodemgezondheid (‘soil organic matter’) neemt af door te nauwe vruchtwisseling en gebruik van pesticiden, herbiciden en fungiciden.
  4. Een gigantische toename van allerlei machines en hulpmiddelen. De kastuinbouw spant daarbij de kroon. Werkelijk alle vier elementen (aarde, water, lucht/licht en warmte) die hierboven als natuurlijke groeifactor benoemd werden, worden óf vervangen of aangepast. In de aarde groeit in Nederland geen enkele tomaat, komkommer paprika of aubergine meer: alles staat in steenwolmatjes. Het met slangetjes toegevoegde water is verrijkt met verschillende kunstmestsoorten, als infuus voor de planten. De lucht wordt met CO2 verrijkt zodat de planten nóg sneller groeien. Licht wordt met ledlampen naar believen gestuurd, warmte wordt met aardgas (en ook afvalwarmte en aardwarmte) gereguleerd. De overtreffende trap van tuinbouw is het zogenaamde vertical farming Daar treedt in het geheel geen daglicht meer naar binnen. ‘Everything under control’.
  5. Door dit alles stroomt er een ongelooflijk grote geldhoeveelheid van de agrarische bedrijven naar de agro-industriële ondernemingen als zaadbedrijven, chemische ondernemingen, oliemaatschappijen, machineproducenten en ‘last but not least’ de kapitaalverschaffers, met name de banken. De boeren en tuinders zijn allemaal structurele schuldenaren geworden. De stijging van de grondprijzen heeft voor een verdere kapitalisering van de landbouw gezorgd en is een bedreiging voor haar continuïteit. De boeren zijn een kleine schakel en zijn het verdienmodel van zowel de toeleverende agro-industrie en ook van de afnemers zoals de voedingsindustrie en supermarkten geworden. Hoe groot een agrarisch bedrijf ook mag zijn, in vergelijking met de supermarkten stellen ze qua omzet niets voor. Het is allemaal heel complex geworden en de vele problemen die deze industriële landbouw veroorzaakt, probeert men telkens met nieuwe technische hulpmiddelen op te lossen. Of met nieuwe concepten zoals:  gentechniek, kweekvlees, de al genoemde vertical farming, smart farming, vegan, het zijn allemaal pogingen om met technische oplossingen ‘voedsel’ te produceren. Eigenlijk is de landbouw al afgeschreven, als zijnde te veel land in beslag nemend, te milieubelastend, klimaat onvriendelijk (methaan koeien), te inefficiënt etc. Daarbij heeft men niet in de gaten dat de belabberde toestand van de landbouw juist is veroorzaakt door diezelfde eenzijdig technologische manier van denken.

De hier beschreven tredmolen is de motor van de moderne landbouw. Een systeem van voedselvoorziening dat geheel is losgeraakt van zijn cyclische, natuurlijke karakter. Zo is de paardentractie vervangen door een gemotoriseerde opvolger: de tractor. Nu plegen tractors geen kleine tractortjes te krijgen. Zij verslijten en worden uiteindelijk afval. Ze worden afgeschreven en na een tijdje vindt de aankoop van een nieuwe tractor plaats. Zij geven geen mest dat de bodem verrijkt, maar stoten dieseldampen uit die het milieu verontreinigen. Ook het onderhoud met allerlei soorten olie, de remschijven, de banden, het zijn allemaal belastingen voor het milieu in plaats van dat ze een opbouwende werking hebben. Nu is de tractor maar een van de vele hulpmiddelen en hulpstoffen die de huidige landbouw ter beschikking staat. Daardoor is zij van een praktisch volledig cyclische en opbouwende activiteit in het tegendeel veranderd: lineair en aflopend.

Het maakbaarheidsdenken

Nog één aspect moet hier behandeld worden. De mens heeft méér en méér zijn eigen mensgemaakte universum gecreëerd, je zou kunnen zeggen los van God. Alles wat technisch kan wordt vroeger of later daadwerkelijk toegepast. Ik ben zeker niet tegen techniek, het heeft ons mensheid heel veel goeds gebracht. Maar met Ivan Illich zeg ik ook : techniek is niet neutraal. Het heeft een intrinsieke dynamiek, een werkingsrichting die de mens beïnvloed die er gebruik van maakt. Zo vloeit er, naar ik meen, het maakbaarheidsdenken uit voort. Deze manier van denken zoekt steeds  weer nieuwe toepassingen. Uiteindelijk en onafwendbaar moest dat wel resulteren in een zich richten op het leven zelf. Niet met een eerbiedige of liefdevolle houding en innerlijk verbonden met de scheppermachten, zoals dat altijd wél het geval is geweest (5) maar onpersoonlijk en analytisch met een scherp ontleedmesje en in een laboratorium. Steeds verfijnder qua techniek en steeds primitiever qua voorstellingen van wat leven is, slaagde men er in planten en dieren steeds meer als productiefactor te kneden.

De F1-hybride veredeling die in de jaren twintig van de vorige eeuw is ontstaan, is nu de norm geworden bij alle gewassen waarin dat mogelijk is. Deze gewassen leveren bij nateelt geen bruikbare nakomelingen op. En eigenlijk is dat een prettig bijverschijnsel voor de internationaal opererende zaadbedrijven die mede daardoor van blijvende afzet zijn verzekerd. F1-hybriden zijn daarmee niet cyclisch, maar lineair: het zijn verbruiksrassen. Inmiddels zijn er ook al tal van steriele F1-hybriden gekweekt met behulp van protoplastfusie (6). Hier is dus niet alleen een ontbreken van een cyclisch perspectief, maar zelfs het lineaire is van heel korte duur. De daarvoor gebruikte techniek is gentechniek op celniveau. Het kritiekloos toepassen van dergelijke technieken, inclusief CRISPR-Cas, getuigt van een buitengewoon simplistisch denken over het leven. Een soort van omgekeerde evenredigheid tussen enerzijds het buitengewoon knappe toepassen van allerlei technieken en anderzijds een gebrek aan empathisch vermogen met het leven. 

Omkering van de betekenis van ruimte en tijd voor verschillen tussen cultuurvormen

Hoe verder terug in het verleden hoe groter de culturele verschillen tussen volken die ruimtelijk van elkaar gescheiden zijn. Sowieso hun taal, maar ook geloof, riten en gebruiken. Echter, die relatief grote verschillen veranderen maar langzaam en daardoor zijn ook de oudere generaties bij de tijd en kunnen met hun wijsheid de jongeren terzijde staan. Naarmate we dichter bij onze moderne tijd komen, zien we een enorme acceleratie van veranderingsprocessen in de tijd. En de overtreffende trap vinden we bij alles wat digitaal gerelateerd is; nauwelijks is een nieuwe techniek aangekomen, komt er alweer een nóg nieuwere. Ouderen hebben geen maatschappelijke rol van betekenis meer, hun kennis is van vroeger en daarom is hun rol uitgespeeld. Opvallend is echter dat deze snelle veranderingen gepaard gaan met een wereldwijde uniformering. Nu, anno 2024, heeft iedereen een smartphone die onmisbaar lijkt te zijn. Inmiddels zijn er zes miljard op een wereldbevolking van acht miljard. En dat in 10 jaar tijd. What’s next?

Waar staan we nu?

De planeet aarde is meer en meer door de menselijke beschaving doordrongen. Veel mensen leven in een habitat met bijna alleen maar mensgemaakte spullen in een door mensen vormgegeven omgeving. Toch is er binnen dit kader een onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld ambachtelijke en industriële productie. In vroeger tijden werden spullen altijd op een ambachtelijke manier gemaakt. Daarbij is er een verbinding tussen product en maker. Later, toen de industrie opkwam, is dat vrijwel totaal verloren gegaan. Daardoor werden weliswaar veel spullen bereikbaarder voor grote delen van de bevolking. Echter de ziel was er uit. De fossiele  grondstoffen, die eerst deze industrialisering op gang gebracht hadden, kregen nog een tweede toepassing: de productie van allerlei kunststoffen. Dat was binnen de kortste keren een tweede hefboom om nog veel meer goedkope gebruiksvoorwerpen te produceren, zoals bijvoorbeeld formica tafels en laminaat vloeren. De mens kwam steeds meer in een omgeving te wonen die vrijwel volledig bestond uit mensgemaakte spullen. En meer nog: spullen die anoniem industrieel geproduceerd zijn en dus in hoge mate inwisselbaar. We komen om in teveel spullen.

Ook in de landbouw is het zwaartepunt in de verhouding natuur versus mensengemaakt heel ver opgeschoven ten faveure van de laatstgenoemde. Alles moet iedere dag het hele jaar door voor de verwende consument ter beschikking staan. Het liefst al voorbereid of zelfs kant en klaar. En zo goedkoop mogelijk. Het gevolg is vooralsnog: een voedselvoorzieningssysteem die haar ecologische en genetische erfenis in een heel kort tijdsbestek aan het vernietigen is. Qua omvang in het (verre) verleden alleen door meteorietinslagen teweeggebracht.

Met dit alles dreigen we niet alleen de ziel te verliezen, zoals dat bij de mensgemaakte spullen is gebeurd. Er komt nog een complete dimensie bij die dreigt verloren te gaan: het leven.

Missie van de landbouw

De opdracht van de landbouw is grofweg tweeledig:

  1. Het verzorgen van de aarde en alle levensprocessen die daar plaatsvinden. Veel activiteiten van de mens zijn onoverkomelijk belastend voor het milieu. Voor de leefbaarheid van de aarde zullen er ook activiteiten van de mens moeten zijn die een opbouwende uitwerking hebben. De landbouw is daartoe voorbestemd, maar dat kan alleen als ze vanuit haar eigen fundamentele principes is vormgegeven, zoals die hierboven zijn geschetst. Om een cultuurlandschap te kunnen creëren dat een echt opbouwende uitstraling heeft op de aarde als geheel en de mensen die er wonen, moet de landbouw door en door cyclisch van opzet worden. Het is goed mogelijk. Ook nu nog anno 2024 vindt het leeuwendeel van de wereldwijde voedselvoorziening plaats op bedrijven van 1 tot 2 hectare groot. Met relatief weinig moeite kan deze kleinschalige voedselvoorziening behouden en zelfs versterkt worden. In de landen met een overwegend geïndustrialiseerde landbouw zullen veel meer inspanningen nodig zijn om het tij te keren en de landbouw weer gezondmakend te laten zijn. Veel meer mensen dan nu het geval is zullen weer in de landbouw moeten gaan werken. Schattingen gaan uit van 15 % (Charles Eisenstein) tot wel 25 % (Meino Smit) (7). Voor veel mensen die nu een zogenaamde bullshit-baan hebben, een baan die zowel onbevredigend is in zijn uitoefening en ook niets toevoegt aan het maatschappelijk welzijn, zou dat een nieuw perspectief kunnen bieden. De agro-industrie mag geen invloed meer hebben op de inrichting van de landbouw. Agrarisch grondeigendom heeft een bijzonder sterke ontregelende werking op hoe de landbouwpraktijk van alledag wordt uitgevoerd. De sterke prijsstijgingen van de afgelopen decennia lokt alleen maar meer grondspeculatie aan. De geldopbrengsten (saldi) van gezondmakende gewassen als granen en gras/klaver mengsel zijn lager dan de jaarlijkse rente die over het geleende kapitaal moet worden betaald en worden daarom niet of nauwelijks nog geteeld. Grond moet uit het economisch verkeer. Het uitgeven van langdurige pachten is een opgave van collectieve meenten.
  2. Het verzorgen van goed en gezond voedsel. Dat is niet alleen de zorg van degenen die er in werkzaam zijn, de boeren en tuinders, maar van de gehele maatschappij. Iets eten is een landbouwkundige daad. De consument, nog steeds in verregaande mate een slapende reus, zal zijn medeverantwoordelijkheid moeten nemen. Voedsel dat voortkomt uit een cyclisch georganiseerde landbouw zal gezond en voedend zijn. Zeker als het met regelmaat en in gezelschap wordt genuttigd. Bovendien betekent het macro-economisch gezien zelfs een besparing; immers heel veel welvaartsziekten zijn voeding gerelateerd en maken de gezondheidszorg onbetaalbaar. Voedingsproducten uit een lineair georganiseerde industriële landbouw (en dito verwerking) zijn structureel ongezond en leiden tot een ongezonde bevolking: obesitas, suikerziekte, hart- en vaatziekten zijn hier enkele voorbeelden van. Veel mensen, vaak nog jong, moeten een structureel beroep doen op de gezondheidszorg. Opmerkelijk: een gezondheidszorg die op haar beurt ook weer lineair is georganiseerd met haar vele medicijnen (met bijwerkingen) en dure technieken en specialistische behandelingen. Het is uiteindelijk een simpele keuze tussen cyclisch of lineair georganiseerde landbouw en voeding. Veel biologische producten worden met de kreet natuurvoeding aan de man gebracht. Naar mijn mening een niet adequate benaming. Ik stel voor om het Cultuurvoeding te noemen. Inderdaad met een hoofdletter ‘C’.

 

 

Noten

1. In de officiële cijfers zit heel veel vervuiling. Van de 120 miljard exportwaarde in 2023  blijft uiteindelijk een kleine helft over aan daadwerkelijk in Nederland geproduceerde agrarische producten over. En misschien is zelfs dat te optimistisch geformuleerd. 

2. Zonlicht is gelaagd. Dat blijkt alleen al uit het feit dat zonlicht zowel uit deeltjes als uit golven bestaat. Deze paradox is sinds honderd in de moderne fysica bekend. Omdat met de zon net als de aarde (en ook de sterren) een levend wezen verbonden is, hebben haar stralen een intentieniveau. Oerbeelden die een vormende kracht hebben, bereiken met het licht de planten en aan het stuifmeel geven zij vormgevende impulsen mee. Goethe stelt ergens: ‘kleuren zijn daden van het licht’ en die werkzaamheid is een uiting van datzelfde vormgevende vermogen van het licht.

3. IAASTD, International Assessment of Agricultural Knowledge, Science and Technology for Development. https://www.globalagriculture.org/report-topics/about-the-iaastd-report.html

4. Haber-Boschproces. In 1909 door Fritz Haber en Carl Bosch ontdekt en in 1910 gepatenteerd. Eerst wordt ammoniak gemaakt, dan stikstofdioxide en vervolgens salpeterzuur dat de grondstof voor de explosieven is. Het hele proces veronderstelt grote hoeveelheden energie, mogelijk gemaakt door goedkope fossiele grondstoffen. In de landbouw heet de kunstmeststikstof KAS: KalkAmmonSalpeter. Het is heel gemakkelijk in water oplosbaar en direct door de plantenwortels opneembaar. Het explosieve karakter van stikstof doet de rest.

5. Cultuur komt van het begrip cultus; verering van het hogere, God.

6. Volledig uitgeschreven: Cytoplasmatische Mannelijke Steriliteit, kortom CMS. Omdat de grote zaadbedrijven er in zijn geslaagd in Brussel dit niet als gentechniek te classificeren is het bij EU bio toegestaan. Inmiddels zijn in de biologische landbouw alle rassen van de kruisbloemigen (bloemkool, broccoli, koolrabi etc.) CMS F1-hybriden. Zo ook witlof. In de biodynamische landbouw zijn ze verboden.

7. Meino Smit. ‘Naar een duurzame landbouw in 2040’. De complete landbouw op zijn energieverbruik doorgerekend. Zoals het nu is en zoals het zou moeten zijn wil het wél duurzaam zijn.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.