Patenten en kwekersrechten

Gepubliceerd op 28 februari 2025 om 21:21

Inleiding

Patenten en kwekersrechten passen helemaal in het westerse denken van eigendom, dat op zijn beurt gebaseerd is op het Romeinse recht. Het is onderdeel van een economie die moet groeien. Om dat doel te bereiken worden op gemeenschapsgoederen en – diensten die eerder gratis toegankelijk en beschikbaar waren, zoals grond, bomen, kinderoppas, een maaltijd, burenhulp, schoon water enzovoort een eigendomsrecht gelegd, je zou kunnen zeggen toegeëigend, en vervolgens in een betaalde vorm aangeboden. Ideëel gesproken zet men een hekje om het nieuw verworven eigendom heen en een bordje met de tekst: ‘privéterrein, niet betreden’. En men weet zich gedekt door de wet. Zo is het ook gegaan met de van nature gratis beschikbare en overvloedige pool aan wilde planten en dieren die door de mensen zijn gedomesticeerd. Gedurende duizenden jaren landbouw ontstond zo een cultuurschat, een collectief mensheidsbezit, waar alle mensen vrijelijk toegang tot hadden en mochten gebruiken op elke manier die hen goed dunkte. Het behoorde tot de commons. Pas in de laatste honderd jaar is deze cultuurschat in een commerciële veredelingsindustrie terechtgekomen die er een verdienmodel van heeft gemaakt. Het is een uiting van een levenshouding van afgescheidenheid, in plaats van verbondenheid. Hierdoor komen we als mensheid gezamenlijk onvermijdelijk in een situatie van schaarste, terwijl de wereld waar we vandaan komen, de gedeelde commons, overvloed voortbracht (1). Tegen deze achtergrond zal het thema kwekersrechten in het onderstaande essay aan de orde komen. Hoewel de focus ligt op planten, geldt alles wat ter sprake komt natuurlijk ook voor dieren, misschien zelfs in een hogere mate.

                                                                                                                                     Afb.1, typische uiting van afscheiding

 

Kwekersrechten en patenten, fundamenteel verschillend?

Patenten op levende entiteiten zijn uitgesloten. Toch zijn er volop patenten aangevraagd m.b.t. nieuwe rassen paprika, tomaat en broccoli en ook gehonoreerd. Het gaat dan niet om hele planten maar om bepaalde eigenschappen, zoals de machinale oogstbaarheid van broccoli doordat de stronken extra hoog bovenop de planten staan. Is een eigenschap eenmaal gepatenteerd, dan mag niemand deze eigenschap overnemen zonder eerst bij de eigenaar licenties te hebben betaald. Hier raken we aan hét verschil met de ‘ouderwetse’ kwekersrechten: immers daar is sprake van de zogeheten kwekersvrijstelling (breeder’s exemption): het recht van iedere veredelaar om in zijn veredelingsprogramma gebruik te maken van alle rassen die er zijn in de wereld, inclusief de met kwekersrecht beschermde rassen. En dat geldt dus niet voor rassen die een gepatenteerde eigenschap bevatten. De kwekersvrijstelling dient daardoor het algemeen belang: immers een nieuwe eigenschap kan door de kwekersvrijstelling opgenomen worden in een range van toekomstige rassen. Het privaatbelang is al sowieso zeker gesteld: gedurende 25 jaar mag alleen de eigenaar het nieuwe ras in het verkeer brengen, dat wil zeggen zaden verkopen en daarmee een verdienmodel hebben. Daardoor is er een evenwicht bereikt tussen privaat en gemeenschappelijk belang, zo is althans de gangbare opvatting. En ook in de bio-branche, waar men te hoop loopt tegen patenten, lijkt er een (stilzwijgende) consensus te bestaan omtrent de (morele) legitimiteit van kwekersrechten.

Ik wil dit beeld van een evenwichtig compromis kritisch onder de loep nemen. Vanuit welke vooronderstellingen komt men tot het oordeel dat de verschillen tussen patenten en kwekersrechten zo aanzienlijk zijn? Zijn de overeenkomsten tussen beide niet vele malen groter, en blijken de verschillen bij nader inzien eerder van graduele aard te zijn? Maar, veel belangrijker, kun je überhaupt wel een levende entiteit bezitten, ook al is het maar tijdelijk? (Patenten duren maximaal 20 jaar, kwekersrechten 5 jaar langer).  Wat is leven eigenlijk en kun je wel spreken van ‘maken’, zoals dat meestal genoemd wordt, als het om het veredelen van een nieuw ras gaat? Wat mij betreft is het meer dan een semantische uiteenzetting; we komen op het terrein van mens- en wereldbeeld voorstellingen. Behalve deze vragen wil ik in dit betoog de spiritueel-geestelijke dimensie serieus nemen. Ik wil niet in de onzalige situatie belanden om impliciet het genetische reductionistische denken als gemeenschappelijk gedeelde waarheid te vooronderstellen, maar juist die manier van denken in zijn ideologische eenzijdigheid bespreken. De ‘verdinging’ van het leven begint immers in het denken en effent de weg tot een maakbaarheidsdenken en -doen.

Behalve een aantal principiële overwegingen wil ik ook een meer praktisch thema behanden, namelijk de handhaving van het kwekersrecht. En tot slot, om ook het thema van de noodzaak van een verdienmodel niet onbesproken te laten, wil ik enkele praktisch alternatieven bespreken, als exempel zogezegd van hoe het ook kan.

Kwekersrecht

Patentrecht is een internationaal recht, zo ook het kwekersrecht. In mijn tijd als veredelaar was ik bij een Duits veredelingsinitiatief aangesloten: Kultursaat e.V. en had vanuit die hoedanigheid ook met verschillende nationale registratie autoriteiten te maken: het Bundessortenamt in Duitsland, Naktuinbouw in Nederland en Geves in Frankrijk. In Europa is het zodanig geregeld dat aanmelding bij één van de nationale instanties voldoet om in de gehele EU (28 landen) rechtsgeldigheid te hebben.

Op de website van het Bundessortenamt staat het een en ander heel pregnant beschreven. De formulering luidt: (in mijn vertaling RG): ‘Het kwekersrecht is net als het patent een uitsluitingsrecht en beschermt daarmee het geestelijke eigendom van plantveredelingen. […..] Iedere veredelaar of ontdekker van een nieuw ras kan bij het Bundessortenamt een aanvraag voor kwekersrecht indienen op basis van de wetgeving voor nieuwe rassen (SortG) voor het gehele plantenrijk. [….] Sinds 1991 beschermt het kwekersrecht ook tegen zogeheten afgeleide rassen, dat zijn rassen die afgeleid zijn van een beschermd ras en die, afgezien van verschillen die nu eenmaal ontstaan door het afgeleid zijn, met hun wezenlijke kenmerken overeenkomen met het uitgangsras (2).

Hier staan een aantal elementen in die wat mij betreft ideologisch gekleurd en daarom rijp voor discussie zijn:

  • Kwekersrechten hebben net als patenten een uitsluitende werking, het hierboven al genoemde hekje om het eigen terrein dus.
  • Het gaat om een geestelijk eigendom. Het betreft dus hier niet zozeer het verschil tussen een levend en een dood voorwerp (daar is ook al veel over te zeggen en dat komt verderop ook zeker aan de orde). De vraag is: als een plant een eigen geestelijke dimensie heeft, op welke manier dan ook, kan dan, moreel gezien, überhaupt een geestelijk eigendom legitiem zijn?
  • Inhakend op het voorgaande: een ontdekker kan ook een kwekersrecht aanvragen. Wat is daar geestelijk gepresteerd kun je je afvragen?
  • Het thema van afgeleide Het dogma, iets anders kan ik het niet noemen, dat hier aan ten grondslag ligt, is dat alleen een nieuw ras kan ontstaan door te beginnen met kruisen van verschillende rassen. Puur en alleen (massa)selectie, zonder kruisen, kan niet tot een wezenlijk nieuw ras leiden. Daar is heel veel over te zeggen en zal verderop nog ter sprake komen. Hieraan ten grondslag ligt een deterministisch genetisch denken. Echter, planten zijn nu eenmaal geen gefixeerde bouwpakketjes en als levende entiteiten staan ze op zijn minst in een stroom (panta rei zeiden de oude Grieken al); beweeglijk en anticiperend in communicatie met elkaar en hun omgeving.

Kwekersrechten werken fixerend, leven is flexibel

Wat is leven? Onmiskenbaar heeft het leven een fysiek niveau nodig om zich hier op aarde te kunnen manifesteren. Het fysieke niveau is viervoudig gelaagd: van de zichtbare plantorganen (wortel, blad en bloem), cellen, genen en tot slot de organische moleculen aan toe. Dit alles is samengebracht in een geordend, maar toch beweeglijk geheel. Een voortdurende vernieuwing vindt plaats op alle vier de niveaus. Het is een stroom, waarbij het de entelechie is die de constante vormt. Niet alleen de stoffen stromen er doorheen, maar ook de vorm verandert; in het jaarverloop gaan de planten door verschillende stadia heen waarbij continu verleden- en toekomstaspecten zich in een steeds veranderend heden laten zien: dat heet groeien, uitmondend in een bloeien en uiteindelijk zaadzetten. Iedere plant doet het op zijn eigen wijze. Helemaal hetzelfde is het nooit: er bestaan geen twee dezelfde slablaadjes bijvoorbeeld, of twee dezelfde pompoenvruchten. Je kunt daar wel proberen vat op te krijgen, maar uiteindelijk is het leven met al zijn levensprocessen een geheim. Als  mens staan we ‘slechts’ in een voorwaardenscheppende en daarmee begeleidende afwachtende positie, ook al proberen we die met allerlei technische hulpmiddelen zo klein mogelijk te maken. Het maakbaarheid denken, adequaat voor de dode fysieke wereld, is in het rijk van het levende volstrekt ontoereikend (3). Ter illustratie enkele voorbeelden:

  1. Het dogma dat er een één-op-één relatie bestaat tussen uiterlijke eigenschappen en genetische configuratie, is niet waar. Genetische veranderingen kunnen zeer wel zonder uiterlijke gevolgen plaatsvinden. Het omgekeerde geval komt ook voor: uiterlijke verschillen tussen twee planten met behoud van dezelfde genetische basis.
  2. In Nederland zijn een aantal heel veel geteelde gewassen die op een vegetatieve wijze vermeerderd worden; bij aardappels met pootgoed en bij fruitbomen met twijgen. Volgens het dogma van de het genetische denken zouden dus al die planten die daar uit voortkomen allemaal en altijd identiek moeten blijven: immers er is geen bestuiving bij te pas gekomen. Toch zijn er in Nederland diverse commissies die moeten bepalen welke herkomst van Bintje of Elstar nog binnen de rasbeschrijving valt, zo beweeglijk is het dus allemaal.
  3. De erfelijkheid berust dus bepaald niet alleen op de genetische samenstelling. Algemeen bekend, en ook aanvaard binnen het dominante wetenschapsadagium, is het cytoplasma als drager van erfelijke eigenschappen. Maar steeds meer wordt duidelijk dat allerlei epigenetische processen tot uiterlijke veranderingen leiden, die bovendien erfelijk zijn. Zo zijn bij het Duitse Kultursaat e.V. in verschillende veredelingsprojecten door middel van klank- en eurithmiebehandelingen veranderingen in de plantengroei bewerkt . Die zich vervolgens door de generaties heen gestabiliseerd hebben. De plant is daarbij als een relationeel wezen, die in staat is tot communicatie, op te vatten.
  4. Al zelfs bij een vegetatieve vermeerdering de nakomelingen in hun uiterlijke eigenschappen al uiteen gaan lopen, hoe zal dat dan wel niet zijn bij een generatieve vermeerdering, dus met bestuiving waar een recombinatie plaatsvindt van ouderlijke eigenschappen? Zeker bij vreemdbestuivende gewassen is het geen sinecure om het ras zuiver te houden, dat wil zeggen uniform en gelijkblijvend. Immers de bloeiende planten die gezamenlijk een pollenwolk vormen (minimaal 50 om inteelt te voorkomen) en allemaal tegelijkertijd gever en ontvanger zijn, zijn niet allemaal 100 % identiek: telkens is er sprake van een bandbreedte voor hun eigenschappen als vorm, gladde huid, smaak, plukbaarheid, vroegheid etc. Geef twee mensen zaden van een bepaald groentenras uit hetzelfde zaadmonster mee met de opdracht om het gedurende tien generaties in stand te houden, waarbij het identiek moet blijven aan de oorspronkelijke kenmerken, en je zult zien dat het niet lukt. Immers de omstandigheden, maar ook het oog, of de groene vingers, van de veredelaar spelen mee. Om die reden moet je altijd origineel zaadgoed uit de begintijd achter de hand houden.

Kwekersrechten worden alleen toegekend aan rassen die na een officiële toelatingsprocedure als zodanig zijn erkend (4). Voor het behoud van de kwekersrechten gedurende 25 jaar is een vasthouden aan het oorspronkelijke rasprofiel een harde voorwaarde. Daarmee is een intrinsieke tendens gegeven om de zaak op een rigide wijze te fixeren, terwijl, zoals hiervoor aangegeven, juist al het levende beweeglijk is. Men zal er ook toe neigen rassen aan te melden die het uniformiteitsaspect  beter tegemoetkomen; de F1 hybriden. Het is een verstarring van een levensproces.

Maken en ontdekken

Er is een fundamenteel verschil tussen een dood ding zoals een fiets en een levende entiteit als een plant. De eerste kan eindeloos vaak exact hetzelfde gemaakt worden, de tweede nooit. Een plant en zeker ook een dier, heeft altijd een aspect dat zich onttrekt aan onze waarneming en aan onze invloedsfeer omdat het van zichzelf is en dat met respect behandeld dient te worden. Ook voor een boer of tuinder geldt dat al: strikt genomen zijn zij helemaal geen producenten zoals de medewerkers van een fabriek dat wél zijn: de grootste dorsmachine heeft nog nooit één korrel graan geproduceerd of de meest sophisticated melkrobot één druppel melk. Boeren en tuinders creëren de voorwaarden, opdat het eigenlijke ‘productie’-proces kan plaatsvinden. En bij het veredelen van rassen (vroeger een taak van de boeren en tuinders zelf) is dat net zo. Rassen maak je niet, ook al hebben we nog zo veel en zulke verfijnde apparaten om de onvoorspelbaarheid van het veredelingsproces te verminderen, het blijft altijd afwachten of een ingreep tot een gewenst resultaat heeft geleid.

In die zin heeft ieder veredelingsproces het karakter van een ontdekkingsreis. Van de vele probeersels is er dan één die (hopelijk) in voldoende mate aan de verwachtingen voldoet.

Top van de berg

Levende entiteiten zoals planten dat zijn, hebben dus een eigenheid en zijn daarom, hoewel nauw verbonden met een veredelaar, niet slechts een afdruk van de allesbepalende producent zoals een gemaakt ding dat wél is. Dit wordt nog eens versterkt door het in een historisch perspectief te plaatsen. In de 10.000 jaar landbouw is een ongekende diversiteit aan landbouw cultuurgewassen en -rassen ontstaan, in allerlei vormen, kleuren en smaken. Je kunt je afvragen: hoeveel eigenschappen heeft een plant eigenlijk ? Het antwoord is: ontelbaar. Om die reden houdt veredeling ook nooit op. Als veredelaar sta je op een hoge berg die door oneindig aantal voorgangers in een cultuur- evolutionair proces is opgehoogd. Dat is de stroom uit het verleden. Met een heel klein schepje zand of een kiezelsteen voeg je nog iets aan toe aan die berg: een iets andere vorm, kleur, of ziekteresistentie, en dan zou het plotseling een geheel nieuw ras zijn. In vergelijking met de kolossale stappen die gezet zijn om van de wilde voorouders naar de rijkelijk vruchtdragende cultuurgewassen te komen, zijn de huidige verbeteringen marginaal. Het zijn mini- stapjes naar de toekomst. Dat heeft eigenlijk ook wel iets aandoenlijks.

Relatie individu en gemeenschap, een balans in het sociale

Een ander fundamenteel aspect is de verhouding tussen individu en de gemeenschap van de maatschappij waarin je opgegroeid bent. Als volwassen mens heb je gedurende vele jaren van ouders, leraren, vrienden en vele andere mensen ervaringen en inzichten mogen ontvangen. Allemaal geschonken kun je zeggen. Wat ga je vervolgens als volwassene daarmee doen? Zonder het overdreven zwaar te maken kun je gerust spreken van een schuld van de individu aan de gemeenschap. Is het wel enkel jouw verdienste dat jij je talenten hebt kunnen ontwikkelen waardoor je nu het vermogen hebt om dat veredelingswerk te doen?

Schaarste

En zelfs als je dit niet in overweging wil nemen, kun je je afvragen wat de fundamentele relatie is tussen individu en gemeenschap en tussen mensen onderling, maar ook de relatie van mens en de natuurlijke schepping. En bij de overwegingen die ik hier wil noemen, ben ik schatplichtig aan Charles Eisenstein, Amerikaans econoom en filosoof (5). Hij betoogt dat de moderne westerse samenleving gedompeld is in het paradigma van de schaarste, altijd en overal gepropageerd door de economische wetenschap. Daarom moet iedereen goed voor zichzelf zorgen en is ieder ander mens een potentiële concurrent.

Eigenlijk, zegt Eisenstein, leven we op deze planeet in overvloed, maar omdat voor veel dingen die in vroeger tijden gratis waren (schoon water, plantenrassen) nu betaald moet worden, voelt het als schaars. Dat is überhaupt de tendens van het kapitalistische systeem: om zich alles als commodity toe te eigenen. Ook planten met een bepaalde chemische of geneeskundige werking uit bijvoorbeeld het Amazone oerwoud worden zonder scrupules gepatenteerd. Alles moet een verdienmodel zijn, en het liefst op korte termijn. Eerst dan wordt het ‘commercieel interessant’ en komt het in aanmerking om opgepakt te worden.

Omkering van middel en doel

Eigenlijk zou je hopen dat een veredelingsbedrijf zich laat leiden door het voornemen om goede producten en diensten te leveren voor de klanten, de boeren en tuinders, die op hun beurt dezelfde missie hebben: rassen met goede voedingskwaliteit voor de consumenten te telen. Om dat doel te kunnen bereiken heb je natuurlijk middelen nodig. Geld is daarbij nodig en dat is ook goed zo. Inmiddels zijn echter middel en doel geheel omgekeerd: het handjevol bedrijven die de markt van zaden en rassen bedienen, stellen alles in het werk om hun marktaandeel te vergroten en daarmee hun financiële winstgevendheid. Dat is het doel. Om afscherming te bereiken is er een tweevoudige strategie; een plantkundige en een juridische, die ik hier in het kort beschrijf.

Plantkundig: ofwel rassen kweken die in geval van nateelt door de tuinder een chaotisch en dus onbruikbare nakomelingschap opleveren (de F1 hybriden), waardoor de klanten telkens opnieuw zaden moeten kopen.

Ofwel rassen kweken die überhaupt niet nageteeld kunnen worden, omdat ze mannelijk steriel zijn. Naar buiten toe wordt gepresenteerd dat dit soort rassen beter presteren in hun teelteigenschappen (groeikracht, uniformiteit en ziekteresistentie) dan bijvoorbeeld ‘ouderwetse’ F1 hybriden, echter de absolute (!) marktafschermende werking is mooi meegenomen, zo niet het eigenlijke doel. Immers dezelfde veredelingsvooruitgang zou ook met een ander type rassen bereikt kunnen worden, zelfs met zaadvaste rassen, het hangt af van selectie-intensiteit.

Het andere strategische middel is juridisch van aard. Op alle mogelijke manieren probeert men de juridische bescherming te vergroten. Een zoveel mogelijk uithollen van dat aspect van het kwekersrecht dat het algemeen belang dient: de kwekersvrijstelling. Zo is de bepaling van ‘afgeleide rassen’ sinds 1991 opgenomen in de UPOV-regeling (6). Gezien het beweeglijke en stromende karakter van het leven, zoals dat hierboven is beschreven, is dit heel glad ijs. Om maar eens een voorbeeld te noemen: bij Kultursaat is het wortelras Rodelika uit Rothild (zaadvast ras van de firma Hild) ontwikkeld, puur en alleen door selectie, daar is geen kruising aan te pas gekomen (7). Vergelijk je beide rassen met elkaar dan zijn het twee volledig verschillende rassen. Met de definitie van het kwekersrecht zou Rodelika geen nieuw ras zijn! Werkelijk een gotspe.

Als tweede: de verschuiving van kwekersrechten naar patenten is een ander voorbeeld. Ook Bejo, EnZa en Rijk Zwaan, Nederlandse familiebedrijven, doen er aan mee. Monsanto, inmiddels in eigendom van Bayer, gaf jarenlang meer geld uit aan juridische zaken dan aan veredeling.

Voedsel als fundament

Iedereen moet iedere dag eten. En dan eten niet alleen als maagvulling, maar van een dusdanig kwalitatief niveau dat het de mens op meervoudige wijze voedt; fysiek, zielsmatig en geestelijk. Dat is niet alleen een kwestie van inhoudsstoffen, maar omvat ook kwalitatieve aspecten die samenhangen met het teeltproces van de groenten op de akker. Ook smaak en allerlei secundaire inhoudsstoffen (als kwaliteitsindicatoren) zijn raseigenschappen, die op hun beurt met het veredelingsproces van het ras samenhangen. Gezien het zojuist hierboven genoemde belooft de moderne veredeling weinig goeds. Het is de vraag of de grote multinationale ondernemingen überhaupt een positieve bijdrage kunnen leveren aan goede rassen. Gebrek aan kwaliteit zou inherent kunnen zijn aan hun grootschaligheid en kapitaalintensieve manier van veredelen, met zijn vele laboratoriumtechnieken. Dat is de ‘biotoop’, beter gezegd de ‘technotoop’, waar die planten aan blootgesteld worden. In al die duizenden jaren was veredelen heel simpel en dat is het nog steeds: op het veld met een opmerkzame blik en een empathische houding de planten toegewend zijn. Ja, een kwekersoog en groene vingers zijn heel essentieel. Veel, heel veel, kleinschalige initiatieven zouden moeten opstarten, bijvoorbeeld tuinders die toch al voortdurend met hun planten leven. De sociale diversiteit die daardoor ontstaat leidt zeker tot een grote plantkundige diversiteit op regionaal niveau. Zo was het al die duizenden jaren, zo is het nog steeds in grote delen van de wereld.

Het is een zichzelf versterkend proces van grootschaligheid, technologisering en kapitaalintensivering die tot een onnodig gecompliceerd maken van veredeling heeft geleid en waarbij het eigenlijke doel: gezonde voeding, uit het oog is verloren.

Het is dus een afweging tussen bedrijfseconomisch belang op de korte termijn of gemeenschappelijk belang op de langere termijn.

Heilig

Er is nog een dimensie die ik hier wil noemen. Een laag van de werkelijkheid die we zo mogelijk nog verder hebben weggedrongen dan de sociale dimensie die hierboven genoemd is. Het is de spiritueel-geestelijke laag van de werkelijkheid. Niet alleen is de aarde met alles daarop als een levende entiteit te zien en als zodanig te behandelen, maar het heeft ook een heilige dimensie. Laatste restanten daarvan heb ik meegemaakt in mijn jongste jaren met de oogstdankfeesten. Niet een bijgelovig naïef volksgebeuren zoals het dominante seculiere maakbaarheiddenken ons wil leren, maar een besef dat wij mensen onze beperkingen hebben in wat wij vermogen te doen. Het is een stemming van dankbaarheid die ontstaat uit een weten dat de werking van de goden bij ieder grassprietje noodzakelijk is. Niets groeit er zonder de medewerking van de goddelijk-geestelijke wereld. Antroposofen zouden specificeren: ….’en zonder de medewerking van de elementenwezens’.

Inmiddels zijn we als westerse mensheid zover dat we het verwerpelijk vinden om medemensen als slaaf in eigendom hebben. De vraag is nu of we dat kunnen of willen uitbreiden naar andere levende entiteiten zoals dieren en planten, of zelfs de aarde. Kan ook daar de heiligheid, het besef van de integriteit van het wezen dat daarmee verbonden is, in doorschijnen? In dit opzicht zijn kwekersrechten en patenten nauw verwant; beide vooronderstellen ze de principiële mogelijkheid op eigendomsrechten, het patent slechts van een plant-eigenschap, kwekersrechten voor de gehele plant.

In een persoonlijke relatie tussen mens en plant, in dit geval tussen veredelaar en zijn veredelingslijnen op het veld, kan een eerbiedsrelatie ontstaan. En dat wederzijds: planten zijn immers communicatieve wezens en staan helemaal open voor de invloeden uit hun omgeving. Dat is inclusief de houding en stemming van de mensen om hen heen.

Een praktisch aspect: de handhaving van kwekersrechten:

Weliswaar geen principiële bezwaar tegen eigendomsrechten, maar die toch van belang is, is de handhaving in de praktijk. Ik citeer uit de website van de Raad voor plantenrassen: ’De verlenende autoriteit (in Nederland de Raad voor plantenrassen) is verantwoordelijk voor de verlening van het recht. Vervolgens is de houder van het kwekersrecht zelf verantwoordelijk voor het toezicht op-  en de handhaving van zijn recht’. Dat wil dus zeggen dat er geen politie is of iets dergelijks die het in de gaten houdt. Wetgeving maken zonder een duidelijke handhaver wordt over het algemeen afgeraden. Het zullen in dit geval de grote bedrijven zijn die zich de luxe kunnen permitteren om hier menskracht voor te reserveren. Er is dus een ingebouwde ongelijkwaardigheid in dit hele systeem.

Hoe dan wel?

Planten kunnen zoveel beter en gezonder zijn in hun voedende kwaliteiten dan de moderne F1 hybride rassen! Bij de gewassen waar ik mee van doen had, kwam ik dat telkens tegen. Het kan zelfs in de richting van helende, medicinale kwaliteiten gaan die we zouden kunnen bereiken met rassen die conform de wetmatigheden van het leven zijn ontwikkeld. En die we ook hard nodig hebben in ons dagelijks eten, temeer omdat we aan zoveel andere belastende invloeden zijn blootgesteld

Het ontbreekt aan een veredelingsstructuur die voor de middellange en lange termijn en voor het algemeen maatschappelijk belang wil werken. En wel op basis van samenwerking met uitwisseling van kennis en ervaring. Daar hoort een ander financieringsmodel bij dan het huidige op marktaandeel gebaseerde en eenzijdig economische georiënteerde concurrentiemodel. Het gaat immers om een fundamenteel cultuurgoed voor de mensheid. Voor nu en voor de toekomst.

Alternatieve modellen voor het kwekersrecht model

Ik ga drie voorbeelden geven van hoe het anders kan. Wereldwijd zijn er natuurlijk talloze meer, vaak heel informeel van opzet, maar deze drie heb ik nader leren kennen.

Kultursaat e.V.

Analoog aan een bekende strip die gesitueerd is in de Romeinse tijd is er één klein dorpje, ditmaal niet in Gallië, maar in Duitsland, dat hardnekkig weerstand biedt en al vele tientallen jaren aan een succesvol alternatief werkt. Het gaat om de ontwikkeling van zaadvaste rassen zonder daarbij enige aanspraak te maken op eigendomsrechten.

Het dorpje in Duitsland waar al aan de toekomst gewerkt wordt, heet Bingenheim en het aldaar gevestigde centrum van de netwerkorganisatie die zich met veredeling bezighoudt heet Kultursaat e.V. (8). Ontwikkeling van nieuwe rassen wordt niet als een economische maar als een culturele activiteit  gezien, die bijdraagt aan het welzijn van de hele gemeenschap der mensheid. Natuurlijk gaat er geld om, net als in een ziekenhuis of een school, ook culturele instellingen, maar maakt dat gegeven het daarmee tot een economische activiteit? Is een ras eenmaal bij de officiële instanties aangemeld dan wordt er afgezien van kwekersrechten, maar stelt Kultursaat zich in een begeleidende hoedanigheid op ten aanzien van de nieuwe rassen. En vraagt aan de zaadhandelaren die het zaad in het economisch verkeer willen brengen om een Vrijwillige Ras OntwikkelingsBijdrage (in het Duits: Freiwillige Sorten EntwicklungsBeitrag, FSEB) om toekomstige activiteiten mogelijk te maken. Zodoende komt er een geldstroom op gang  van het economische leven, de zaadhandelaren, naar een organisatie in het geestesleven (9), Kultursaat. In een dergelijk model, waar voedingskwaliteit een heel prominente rol speelt, heeft kwekersrecht niets te zoeken. De veredeling is immers met warm geld gefinancierd. Behalve de FSEB-gelden zijn er diverse bijdragen van organisaties die een lange termijn commitment hebben met Kultursaat: fondsen van privé stichtingen, een fonds van een alternatieve bank, individuele consumenten en bedrijven in de voedselketen. Allemaal in de vorm van schenkingen, zonder inhoudelijke voorwaarden. Inmiddels bestaat Kultursaat al 30 jaar, heeft over de gehele range aan groentegewassen al ruim 130 officieel erkende rassen ontwikkeld. Op ongeveer 25 standplaatsen in Duitsland, Zwitserland en Nederland zijn tuinders als veredelaar voor Kultursaat actief. Verder is belangrijk om te noemen dat Kultursaat een vereniging is waar iedereen lid van kan worden. In tegenstelling tot de normale veredelingsbedrijven is er volledige transparantie m.b.t. de verdelingsactiviteiten. Eigenlijk een waarde van deze tijd, toch?

Vanuit een terecht gevoel van gène om zich tot eigenaar van een levende entiteit zoals bijvoorbeeld een plantenras uit te roepen, maar tegelijkertijd toch ook een soort van erkenning nastrevend die eventueel ook in geld uitgedrukt wordt, zijn er altijd mensen bezig geweest alternatieve vormen te onderzoeken. Het kan immers niet de bedoeling zijn om ondernemerschap te beteugelen of zelfs te verbieden.

Agrecol

In Duitsland is de organisatie Agrecol (10) actief met het zogeheten open scource model, waarbij gewerkt wordt met de Open Source Licenties (OSL). Als werkingsprincipe is het copy-left gekozen, dit in tegenstelling tot het gebruikelijke copy-right. Na akkoordbevinding van een verklaring die op het zakje zaad aangehecht is, mag iedereen alles gebruiken voor zijn eigen teelten, maar mag het nooit als uitgangspunt genomen worden om een ras te veredelen met kwekersrechten of andere eigendomsrechten (copy-left dus). Niet als uitgangsras voor een selectieproces, maar ook niet als  inkruisingsouder in een verdelingsproces! Gedurende meerdere jaren, ook samen met de kartrekker van Agrecol, Johannes Kotschi, hebben we bij Kultursaat overwogen om dit model in te voeren. Uiteindelijk heeft de enorme bureaucratische rompslomp die dit systeem met zich mee gaat brengen ons doen besluiten niet mee te doen. Het bleek dat ook in de jarenlang durende ontwikkelingstijd naar een nieuw ras alle interne verzendingen van zaadgoed van lijnen en potentiële rassen van de ene veredelaar naar een andere vergezeld moesten zijn van een schriftelijke verklaring met een copy-left verklaring. Ten tweede; ook wanneer men beweert geen juridisch eigendom na te streven, maakt de copy-left verklaring een rigide indruk met haar dwingende en juridisch harde voorwaardenstelling, die paradoxaler wijze op zijn minst een moreel eigenaarschap veronderstelt. En een derde argument, net als bij de kwekersrechten, hoe ga je hierop toezien en handhaven?

OSSI

In Amerika is een groot netwerk dat al jaren bestaat, onder de naam OSSI; Open Source Seed Initiative (11). Onder andere professor Jack Kloppenburg is er bij betrokken. Hij is de bedenker van de zogeheten ‘pledge’. Het is een belofte die de koper van een pakje zaadgoed impliciet bij de aankoop doet om het ingesloten zaad niet als uitgangspunt te nemen voor het ontwikkelen van een nieuw ras en daar kwekersrecht of een andere eigendomsrecht op aan te vragen. Eigenlijk hetzelfde als bij Agrecol met haar Open Source Licentie. Het grote verschil tussen beide is de hardheid: de pledge is eigenlijk niet meer dan een morele verplichting die men aangaat. Voor een rechtbank houdt die niet stand. De OSL daarentegen heeft de opzet om wél juridisch gezekerd te zijn. Daarom moet, zoals gezegd, het hele veredelingsproces tot in de haarvaten van het begin juridisch schriftelijk dichtgetimmerd zijn door middel van documenten met de copy-left verklaring. Bij de pledge is dat niet aan de orde.

Als Kultursaat hebben we geen keuze gemaakt tussen beide modellen, maar onze sympathie lag duidelijk bij de pledge van het OSSI. Het sluit immers ook aan bij het afzien van enig eigendomsaanspraak  van een nieuw ras én verder om niemand te dwingen door een licentie. Vanuit een begeleidende rol ten aanzien van de groenterassen ( geen eigenaar dus) wordt opgeroepen tot een vrije daad vanuit inzicht aan degenen die het zaad van een ras van Kultursaat willen verhandelen.

De schoorsteen moet immers roken

Vaak krijgt het model van Kultursaat kritiek. O.a. dat het financieringsmodel niet voor grootschalige omzetting geschikt zou zijn. Volgens mij is dat een cirkelredenering: omdat het vrijwel niet bestaat, is het lastig om een dergelijk financieringsmodel in een concrete situatie te gaan toepassen en blijft het onbekend. Omdat niemand begint, blijft het onbekend. Ik kan me bijvoorbeeld een afdracht van een bepaald percentage van de geldbestedingen van de consumenten voorstellen in de gehele verticale voedingsketen van de biologische landbouw. Die zouden in een fonds moeten komen van waaruit veredelingsactiviteiten worden gefinancierd.

Naïef

Verder krijgt Kultursaat de kritiek dat het naïef is om je rassen niet te beschermen. Immers iedereen kan de zaden kopen en met de planten die daaruit groeien zaad vermeerderen en in de handel brengen. Het zou zelfs denkbaar zijn dat het door anderen als nieuw ras aangemeld zou worden bij de autoriteiten. De kritiek gaat er impliciet van uit dat het ontbreken van een expliciet eigendomsrecht het geoorloofd maakt om daar dan wél een eigendomsrecht op te kunnen claimen.

Het is inderdaad dit soort denken dat ons als mensheid in de catastrofale situatie heeft doen belanden waar we nu in leven. Dat iedereen voor zichzelf moet zorgen. De commons zijn nagenoeg verdwenen; ofwel letterlijk opgemaakt of in privéhanden terechtgekomen. Niemand kan nog iets schenken, arme mensheid. Terwijl we nog nooit zo welvarend zijn geweest, zijn we voortdurend bang om te weinig te hebben. Het mooie is; we hoeven niet te wachten op de ideale wereld om zelf stappen te zetten, Kultursaat is alvast begonnen. Het is even wennen.

Conclusie

  • Gezien de beweeglijkheid van het leven,
  • gezien de overvloed van de natuurschat van wilde planten en de cultuurschat van de talloze landrassen die de huidige mensheid geschonken heeft gekregen van hen die ons duizenden jaren lang voorgingen,
  • gezien de eigenheid van al het levende die iedere maakbaarheid overstijgt,
  • gezien de relationele vermogens van planten, met elkaar en met hun omgeving,
  • gezien het belang van de proceskwaliteit, inclusief de houding van de begeleidende mens, op de voedingskwaliteiten,
  • gezien de heiligheid van al het leven die ieder eigendomsaanspraak misplaatst doet lijken,

zijn kwekersrechten, net als patenten, als misplaatst, eenzijdig, leven-ontkennend en daarmee als ongewenst te beschouwen.

Toekomstvisioen

  • De vervlechting tussen zaden verkoop en rasveredeling is uit elkaar getrokken.
  • Eigendomsrechten, in welke vorm dan ook, zijn verdwenen.
  • Er zijn vele geëngageerde tuinder-veredelaars die zich verbonden zijn met hun rassen en van daaruit zich verantwoordelijk voelen voor de verdere instandhouding daarvan.
  • Het oude systeem van beoordelen van nieuwe rassen kan blijven bestaan, maar wel met een verschuiving naar aandachtspunten die met voedingskwaliteit te maken hebben.
  • Nadat een nieuw ras officieel is toegelaten door de autoriteiten worden die nieuwkomers door onafhankelijke instanties op verschillende grondsoorten uitvoerig getest en beschreven, om zodoende de gebruikswaarden vast te stellen. Een systeem van regionale proeftuinen, zoals dat in Nederland tot eind 20e eeuw bestond, is opnieuw in het leven geroepen (12).
  • Tuinders worden door fondsen uit de gehele voedingsketen betaald om veredelingsactiviteiten te kunnen verrichten.
  • Ook handelaren van zaden die de rassen willen vermeerderen wordt gevraagd om hun commitment, door een vrijwillige bijdrage te geven aan fondsen die de bestedingen van de gelden in onafhankelijk beheer heeft en zich daarbij door kwaliteitsaspecten laten leiden.
  • Veredeling vindt in netwerkachtige structuren plaats, waar ook onafhankelijke kennisinstellingen toe kunnen behoren.
  • ‘Concurrentie’ vindt plaats op kwaliteitsniveau. Het voedingsaspect is daar een eminent onderdeel van. Hadden rassen uit eind 20e en begin 21e eeuw vaak een schrikbarend laag droge stof gehalte, met daaraan gecorreleerd een pover gehalte aan secundaire inhoudsstoffen, de nieuwe rassen scoren weer als van oudsher.
  • Het gehele veredelingsproces is helemaal transparant voor bezoekers. Jonge mensen krijgen toegang om ervaringen en kennis op te doen.
  • Alle rassen zijn 100 % fertiel. Ze zijn stabiel in hun eigenschappen in de loop van de generaties, in de wetenschap dat alleen dergelijke rassen werkelijk kunnen voeden.
  • Het zijn zaadvaste rassen die beschikbaar komen op de markt. Immers zij combineren een beweeglijkheid in hun eigenschappen met een stabiliteit door de generaties heen (vandaar zaadvast). Precies de combinatie van kwaliteiten die de moderne mens in een snel veranderende wereld nodig heeft.

 

Noten

  1. Van Charles Eisenstein, hedendaags Amerikaans econoom en filosoof. Zie met name zijn boek: ‘Naar Een Economie Van Verbinding’.
  2. Originele tekst: Der Sortenschutz ist ein dem Patent vergleichbares Ausschliesslichkeitsrecht und schützt das geistige Eigentum an Pflanzenzüchtungen. […..] Jeder Züchter oder Entdecker einer neuen Sorte kann beim Bundesortenamt den Sortenschutz auf der Grundlage des Sortenschutzgesetzes (SortG) für Sorten des gesamten Pflanzenreiches beantragen. [….] Seit 1997 fallen unter die Schützwirkung auch im wesentlichen abgeleitete Sorten, d.h. Sorten, die aus einer geschützten Sorte abgeleitet sind und die, abgesehen von den sich aus der Ableitung ergebenden Unterschiede, in den wesentlichen Merkmalen mit der Ausgangssorte übereinstimmen.
  3. Strikt genomen klopt dit niet meer, althans sinds de quantum mechanica nu ruim honderd jaar geleden het newtoniaanse wereldbeeld op fysiek niveau verpulverd heeft. Zie bijv. Hans Peter Dürr (1929-2014), directeur van het Max Planck instituut in München, die de tragiek beschrijft van het bouwstenen denken in de moderne biologie, terwijl de moderne fysica die achter zich heeft gelaten als zijnde achterhaald.
  4. De 3 criteria waarop potentieel nieuwe rassen worden beoordeeld zijn Distinctness Uniformity Stability (DUS), in goed Nederlands: onderscheidbaar, uniform en bestendig. De Nak-tuinbouw voert dit onderzoek uit. Zijn alle drie criteria positief beoordeeld, dan staat erkenning niets meer in de weg. Het vervolgens aanvragen van eigendomsrechten is een nieuwe stap. Dat gebeurt bij de Raad voor Plantenrassen.
  5. Idem (1)
  6. https://www.upov.int/
  7. Dieter Bauer op Dottenfelderhof in de jaren 80 en ’90 van de vorige eeuw. In 2018 heeft hij voor dit ras een hoge onderscheiding ontvangen van de Duitse overheid. Rodelika is een van de vlaggenschepen van Kultursaat, zaden zijn te verkrijgen bij Bingenheimer Saatgut AG.
  8. https://www.kultursaat.org/
  9. Uit de sociale driegeleding van Rudolf Steiner. Niet alleen planten en mensen zijn in hun lichamelijkheid drie-geleed, maar ook het maatschappelijk organisme: geestesleven, economisch leven en daartussen het rechtsleven. In het economisch leven is het leidend principe de broederschap, in het geestesleven de vrijheid en in het rechtsleven de gelijkheid. Uit het economisch leven zouden een deel van de winsten in de vorm van schenkingen naar het geestesleven moeten gaan, die daardoor haar taak als impulsvernieuwer kan uitvoeren.
  10. https://www.opensourceseeds.org/sites/default/files/bilder/OPEN-SOURCE%20UND%20O%CC%88KO%20PASSEN%20GUT%20ZUSAMMEN.pdf
  11. https://osseeds.org/
  12. Het kwekersrecht is in Nederland tijdens de tweede wereldoorlog ingevoerd. Om centrale aansturing te hebben op dit stuk van de landbouwwereld. Dat er nooit enige kritiek op is geleverd tijdens of na de oorlog zegt volgens mij genoeg. De kweekbedrijven vonden het wel prima om orde op zaken te stellen, dat wil zeggen de veredeling te formaliseren. Het begin van een proces om gewone dingen ingewikkeld te maken. Tijdens de oorlog zijn ook de Landbouwschappen opgericht om de land- en tuinbouwwereld centraal te kunnen aansturen. Die dubieuze ontstaansreden van de Landbouwschappen werd in de jaren 80 van de vorige eeuw de reden om ze helemaal op te heffen, surfende op de eerste golven van de deregulering. De kwekersrechten bleven geheel buiten schot alsof ze niet vanuit hetzelfde denken zijn geïntroduceerd.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.