Over bloemenvreugde en ijspret

Gepubliceerd op 8 februari 2025 om 16:20

Planten groeien in de zomer, ijs vormt zich in de winter (tenminste als het vriest). Afgelopen week, begin februari, zag ik bij een net bevroren paddenpoel in mijn omgeving lijnvormige structuren op het wateroppervlakte. Die zetten me nader aan het denken. Ik zag een analogie met de plantengroei in de zomer. Hieronder een verslag van mijn gedachten, waarvan ik hoop dat ze, ondanks de koude aanleiding, enkele warme gevoelens kunnen oproepen.

Planten groeien. Ze doorlopen daarbij verschillende stadia. Het begint met een punt, een zaadje. Als eerste verschijnt de kiemwortel. Die groeit in een lijn en zet zich puntvormig in de bodem voort, wortels groeien immers alleen aan de uiterste punt. Als tweede verschijnen de kiemblaadjes, al spoedig gevolgd door de echte bladeren. Behalve de lijnvormige structuur in steel en nerven, zijn ze tweedimensionaal door hun vlakke bladgestalte. Na deze vegetatieve fase doorlopen te hebben, treedt er een nieuwe groei-impuls op: de planten gaan bloeien. Soms met mooie kleurrijke en heerlijk ruikende bloemen, soms heel klein en onopvallend, maar in alle gevallen met een ruimte-omvattend gebaar door de kelk- en kroonblaadjes. Hier benaderen de planten een echt driedimensionale groeiwijze. Het is een gebaar dat bij alle dieren in hun allervroegste lichamelijke ontwikkeling wél tot een volledige afsluiting komt; daar wordt immers een een echte binnenruimte gevormd. Dat proces heet gastrulatie. Zover komen de planten met hun bloemen niet, maar wel bij benadering. Rudolf Steiner noemt de bloem wel eens de vastgehouden vlinder en de vlinder de losgelaten bloem. Net zo min als aan het eind van de plantengroei de bloem waarlijk dier wordt, het blijft bij een benadering, zo ook is aan het begin van de plantengroei het plantenzaadje niet echt mineraal, maar in zijn puntvormigheid wel daarmee verwant. Het eigenlijk plantaardige staat in het midden, het is het groene blad. (zie o.a.mijn voordracht ‘Van voedingsmiddelen naar levensmiddelen’ op de pagina Artikelen, links en boeken van mijn website). 

Het water is nodig voor al het levende. Water is heel dienstbaar, het heeft geen eigen smaak, kleur of geur en kan daardoor alles opnemen wat in zijn omgeving is. Water heeft heel opmerkelijke eigenschappen die een bevestiging zijn van zijn verwantschap met het leven: het is de enige substantie überhaupt die lichter wordt als het van aggregaat toestand verandert van vloeibaar naar vast, dus als het bevriest. Zou water zich houden aan de normale fysieke wetmatigheden van bijna alle andere substanties, dan zou het moeten zinken, in dat geval immers zwaarder dan de vloeibare toestand. Er zou dan voortdurende nieuw ijs gevormd worden bovenaan, dat op zijn beurt ook weer zou zinken. De wereld zou onleefbaar worden. Doordat ijs lichter is dan water  blijft het drijven en vormt daarmee een beschermende laag die voorkomt dat de vorst van de vrieskou al overheersend zou gaan worden. Dit heet de anomalie van water.   

afb. 1, ijs van één nacht, heel teer nog, met duidelijk zichtbaar de lineaire structuren

Hoe ziet zo’n bevriezingsproces er uit? Als je al niet in de gelegenheid bent om het in zijn actuele ‘groei’ mee te maken, dan kun je bijvoorbeeld in de ochtend na de eerste nachtvorst eens kijken bij een plas en je ziet dat er lijnvormige structuren zijn op het oppervlak. Die lijnen hebben een straalvormige beweging en zo zijn ze ook ontstaan: ineens en kaarsrecht. De aanleiding is een ‘punt’vormige gebeurtenis in de tijd, bijvoorbeeld in de vorm van een (kleine) beroering. De lijnen zijn willekeurig met elkaar verbonden. Pas in tweede instantie worden de ruimten tussen die stralen opgevuld met een bevroren film. Nu kun je pas spreken van een ijslaagje, flinterdun nog in eerste instantie. Bij aanhoudende vorst gaat het dunne ijslaagje steeds meer aandikken.  

Dit hele proces vertoont een grote analogie met bovenstaande beschreven groei van de plant. Beide gaan door een groeiproces heen; het is een chronologisch doordringen van de drie dimensies van de ruimte: uit een puntvormig begin ontstaat de ééndimensionale lijnvormige beweging; bij de planten de wortel en bij het water de ijsstralen. Als tweede treden de tweedimensionale bladvlakken in de plantengroei op. Analoog daarmee worden bij het water de ruimten tussen de ijsstralen met een dun ijslaagje bedekt. Tot slotte manifesteert zich de driedimensionaliteit: bij de planten zijn het de bloeiende bloemen en het daarmee corresponderende fenomeen bij het bevriezende water is het aandikkende ijs. Behalve in de diktegroei van het ijs, uit het driedimensionale karakter zich ook in de beschermende en omhullende werking die het dikke ijs heeft voor de daaronder levende vissen die mede daardoor de koude winter kunnen overleven.

Plantengroei en ijsvorming van water bewegen beide naar het licht, weg van de zwaartekracht. Geven beide, bloemenvreugde en ijspret, daarom aan ons mensen zoveel plezier?

afb. 2, een rijk bloeiende bloemenweide                                                                                                  afb.3, IJspret op de Amstel, Hendrick Dubbels, ca. 1651-'54

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.