Plantgezondheid bij cultuurgewassen

Gepubliceerd op 11 november 2024 om 22:14

Planten staan ingebed in hun omgeving

Een belangrijk thema is uiteraard de plantgezondheid. Rassen met ziekteresistenties zijn zo ongeveer nog het enige kenmerk waarmee zaadteeltbedrijven zich kunnen onderscheiden van hun concurrenten. Uit CBS cijfers van de laatste 25 jaar blijkt dat er geen of nauwelijks nog opbrengstverbeteringen te behalen zijn. (Uitzonderingen daargelaten, maar dan heeft het met teelttechnische zaken te maken, zoals layer-systeem bij tomaten). Blijkbaar zijn de grenzen bereikt van het opbrengstpotentieel. Ongevoeligheid voor ziekte is dan een dankbaar onderscheidingsthema. Maar wat zijn plantenziekten eigenlijk en hoe kun je daar tegenaan kijken ?

Uit hetgeen ik over de plantengroei in andere blogafleveringen heb gezegd komt naar voren dat de plant in wezen tweedimensionaal is, zich niet kan afsluiten voor de buitenwereld, geen binnenkant heeft. Haar ‘innerlijk’ ligt om haar heen. Ze heeft een uithoud i.p.v. een inhoud. Die ‘uithoud’ is het astrale lichaam en die is nou juist ziekmakend bij dier en mens. Zo bezien kan een plant helemaal niet ziek worden, maar is het een soort thermometer om de gezondheidstemperatuur van de omgeving te meten. Is een plant gezond, dan kun je er vanuit gaan dat de omgeving (voldoende) gezond is. Nu hebben cultuurplanten in vergelijking met wilde planten een gevoeligere thermometer. Dit komt door het feit dat zij vaak tot het uiterste zijn veredeld op opbrengst (steeds lager droge-stof gehalte, meer water dus), een snelle groei, en een hoge mate van uniformiteit. Allemaal factoren die een belasting zijn voor de planten. Is er dan bovendien sprake van een hoog bemestingsniveau o.a. met kunstmest en een beperkte vruchtwisseling zoals in kassen het geval is, dan zijn plantenziekten onvermijdelijk. In plaats van de oorzaken aan te pakken worden dan de symptomen bestreden. Ziektebestrijding gebeurt dan met allerlei spuitmiddelen en ook door het gebruik van resistente rassen. Ook in de biologische landbouw is deze tendens sterk waarneembaar, met name in de kasteelten. Althans wat het gebruik van resistente rassen betreft. De spuitmiddelen zijn uiteraard verschillend van die in de gangbare tuinbouw.

Resistentie versus tolerantie

Wat is een resistentie eigenlijk? En wat is het verschil met een tolerantie (= veldresistentie)? Een resistentie heeft een nultolerantie tegenover een bepaalde ziekte (schimmel, plaaginsect etc.). De ziekte mag er gewoonweg niet zijn. Bij een tolerantie accepteer je dat de ziekte aanwezig is, maar zich niet te breed maakt. De planten zetten zich met de ziekte uiteen en worden daardoor sterker. De teler volgt de aantasting en kijkt wat die qua bemesting, grondbewerking of andere teeltmaatregelen kan verbeteren voor de volgende keer. Kortom een leerproces van plant en teler. Het streven naar resistentie houdt eigenlijk een ontkenning in van het relationele karakter van het leven. Ook schimmels en insecten horen daarbij. Sterker nog, zonder deze organismen wordt de aarde binnen de kortste keren onleefbaar. Het willen beschermen van planten tegen ziekten is begrijpelijk, maar daaruit kunnen verschillende strategieën uit voortkomen. Je zou het met een beschutting tegen de wind kunnen vergelijken. Wil je absolute windstilte, ook bij hevige rukwinden, dan zul je een heel hoge en zware schutting moeten bouwen. De druk zal immers bij tijd en wijle heel hoog zijn. Is het daarentegen voldoende als de ergste windkracht gebroken wordt, dan volstaat het aanleggen van een rij struiken. De takken buigen mee met de windvlagen en halen zodoende de grootste kracht weg. Er wordt veel minder druk opgebouwd, omdat de wind zijn weg kan vinden.

Met dit beeld wordt het ook duidelijk dat het niet verwonderlijk is dat resistenties nogal eens doorbroken worden door de ziekteverwekker. Juist vanwege de hoge druk. Het bekendste voorbeeld is wel kropsla en de schimmelziekte bremia. Al jaren is er een soort wedloop gaande tussen nieuwe resistenties en de schimmel. De schimmel past zich telkens aan en doorbreekt de ‘muur’. Immers ook de schimmel wil ergens kunnen incarneren. Ooit, en dat is niet meer zo heel lang, gaat aan deze wedloop een eind komen. In de eerste plaats omdat op een gegeven moment de ‘resistentie-genen’ van de wilde sla op zijn en er niets meer is om in te kruisen met de cultivars. Ten tweede wordt de schimmel steeds virulenter, hij wordt sterker. Daarom doorbreekt hij steeds sneller een nieuwe resistentie. Uiteindelijk wint de schimmel.

resistentie; niets mag er door komen                                                                                                                                      tolerantie, de ergste druk wordt gebroken

Resistentie heeft smalle verankering in de plant

Dat resistenties relatief snel doorbroken worden, heeft ook nog een hele specifieke reden, namelijk dat resistenties niet breed verankerd zijn in de erfelijkheid van de plant. Ze berusten slechts op één gen in plaats van op een scala van genen. En dat heeft alles te maken met hetgeen de moderne veredeling in haar gereedschapskist ter beschikking staat. Tegenwoordig gebeurt alle veredeling met een laboratoriumtechniek die MAS (Marker Assisted Selection) heet. Deze manier van werken kán alleen maar met mono-genetische eigenschappen werken (dus één eigenschap die op één gen berust). Eigenschappen die poly-genetisch zijn (breed verankerd dus) zijn te ingewikkeld en passen niet in dit stramien. Vanuit de schimmel bekeken is het om die reden vrij eenvoudig om deze hindernis te doorbreken; hij hoeft zich maar een beetje aan te passen en de weg is vrij. Daar heeft men het volgende op gevonden: het stapelen van resistenties, bijvoorbeeld drie stuks. Dat maakt inderdaad een gradueel verschil uit. De schimmel/plaag moet als het ware een kleine slalom maken om drie muurtjes heen. Het duurt wat langer, maar uiteindelijk na een aantal jaren is het gebeurd. Om deze reden weet eigenlijk ook iedereen die in resistentieveredeling bezig is, dat het een doodlopende weg is.

Tolerantie heeft brede verankering in de plant

Het alternatief is tolerantieveredeling oftewel, zoals hierboven reeds aangegeven: veld-resistentie. Die hebben wél een polygenetisch basis en gaan om die reden heel lang mee (tot wel ruim honderd jaar of langer). Het woord ‘veld’ is veelzeggend; in het laboratorium kun je ze namelijk niet vinden, het is veel te ingewikkeld. Maar op het veld, in het gewas, in de uiteenzetting met de schimmel of plaaginsect kun je díe planten selecteren die later of minder geïnfecteerd worden. Om wat voor reden dan ook, maar dat maakt niet uit. Door het na te telen naar de volgende generatie ontdek je vanzelf of het beklijft of niet. Toleranties zijn ook heel beweeglijk, het ene jaar meer dan het andere, vaak ook afhankelijk van het weer of omgeving.

Twee verschillende werelden

Resistenties en toleranties zijn eigenlijk een uiting van twee verschillende manieren van denken, twee verschillende manieren van in het leven staan en twee verschillende manieren van werken (wederom denken, voelen en willen). De eerste, resistentieveredeling, is een uiting van een dominante heerserhouding; de ziekte mag er níet zijn. Met daarbij een hoop op de berekenbaarheid van het leven. Eigenschappen die daar niet in passen worden buiten beschouwing gelaten. Het echte selectiewerk vindt plaats in een laboratorium met allerlei heel speciale apparaten, niet op planten maar op substraten, eigenlijk tot moes gemalen planten. Het uitplanten van de aldus verkregen resistente planten op het veld heeft dan het karakter van een controle achteraf, meer niet. Daardoor werkt resistentieveredeling vervreemdend: resistente planten zijn op een bepaalde manier  ‘Fremdkörper’; ze staan in geringere mate in relatie met hun omgeving.                                                                                                                                Tolerantieveredeling daarentegen heeft een andere manier van denken. Het gaat uit van relaties, het is beweeglijk en er is respect of zelfs eerbied voor het andere. Én het vindt plaats op het veld met volledige planten. Geen dure apparaten of grote laboratoria nodig. Maar wel een goed selectie-oog! Het creëren van diversiteit is een onderdeel van de strategie in de hoop verschillen in ziektegevoeligheid te creëren. Diversiteit kan op verschillende manieren tot stand gebracht worden: voorjaars-, zomer of herfstteelt, verschillende bemestingshoeveelheden, verschillende rassen naast elkaar zetten of door het kruisen van verschillende rassen. Bij spinazie is de laatste optie goed realiseerbaar, omdat in dat gewas de uiterlijke uniformiteit maar een ondergeschikte rol speelt ( als het maar groen is, bij wijze van spreken).

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.